FREEZONE 

De inlogcodes u499 en p369 voor leerlingen zijn alleen dit schooljaar geldig.
Daarna worden inlogcodes voor leerlingen alleen beschikbaar gesteld na aanmelding door de school/decaan.
Aanmelding met een verzoek om de inlogcodes via freezone@testmedia.nl


GA NAAR FREEZONE




Inhoud Freezone

Onderwijs:
Gratis beschikbaar in Freezone:
Studie Keuze Monitor (SKM) 4/5 havo, 5/6 vwo
Studie Rendement Monitor (SRM) bovenbouw havo, vwo
Studie Keuze Matrix (SKMa) bovenbouw havo, vwo


Gratis beschikbaar in Testzone:
Persoonlijkheid en HBO competentieprofiel
Vragenlijst VWO competenties en studieniveau
Vragenlijst creatief vermogen
Competentie Profiel aansluiting HAVO-HBO

Begeleiding/coaching:

DISC Type Indicator
OCEAN Personality Index (SF) vanaf 16 jaar
Jung Type Indicator
Workplace Ocean PCI (Personal Competence Inventory)




Studie Keuze Monitor 4/5 havo, 5/6 vwo

De StudieKeuzeMonitor (SKM) is theoretisch gebaseerd op de theorieën over het studiekeuzeproces van M.C.A. de Grauw en O. Taborsky, V. Harren en D.V. Tiedeman en de verschillende taxonomieën van problemen bij de uitvoering van het studiekeuzeproces (o.a. R. Campbell en J. Cellini)

De SKM (33 items) is een test die je laat zien hoe ver je bent in jouw studiekeuzeproces. Heb je er helemaal nog niet over nagedacht of is het besef er dat je moet kiezen maar heb je nog geen idee wat je wilt studeren? Of heb je je al georiënteerd en al een studierichting gekozen? In welke fase je ook zit, er is altijd een aantal acties die je nog kunt ondernemen om ervoor te zorgen dat je een studie kiest die bij jou past.

De SKM meet hoe leerlingen omgaan met acties die belangrijk zijn bij het kiezen van een studie voor het hoger onderwijs en bestaat uit zes aparte schalen die de kwaliteit van de keuze-acties in elk van deze zes fasen meten. In de SKM worden vragen gesteld, die samenhangen met verschillende fases van oriëntatie en studiekeuze:
Fase 1 Bewustwording van de noodzaak tot kiezen (motivatie)
Fase 2 Ken jezelf (je interesses, vaardigheden, manier van studeren en persoonlijke waarden)
Fase 3 Exploratie van de omgeving (brede oriëntatie op studiekeuzemogelijkheden)
Fase 4 Diepte exploratie van enkele geselecteerde studiemogelijkheden
Fase 5 Progressie in besluitvorming (mate van nabijheid van het keuze-moment)
Fase 6 Identificatie-commitment: het commiteren aan een bepaalde keuze

De keuze van (de categorieën van) de vragen voor elk van de zes fases is gebaseerd op literatuur en vragenlijsten op het gebied van loopbaanvraagstukken. Algemene items over het maken van een loopbaankeuze werden toegespitst op de situatie van het maken van een studiekeuze.

Het keuzeproces wordt gezien als een actief aanpakken van taken of keuze-acties die voortschrijdend in de tijd, het ontwikkelingsproces bevorderen, om uiteindelijk te resulteren in een verhoogd niveau van keuzeontwikkeling.

De fases zijn niet streng afgebakend. Integendeel, ze zullen vaak in elkaar overvloeien en elkaar beïnvloeden. Brede orientatie van studiemogelijkheden kan bijvoorbeeld een invloed hebben op de ontwikkeling van de keuze-actie verdieping en omgekeerd. Er kan zelfs tegelijkertijd aan meerdere keuze-activiteiten gewerkt worden. Er wordt vanuit gegaan dat er een intense wisselwerking bestaat tussen de verschillende subacties.

Het is mogelijk dat op elk ogenblik van het proces de studiekiezer de gekozen actie verlaat om over te stappen naar een andere keuzeactie. Zo kan het best mogelijk zijn dat de betrokken persoon op een bepaald ogenblik uit de verdiepingsfase stapt en overgaat naar het beslissen, maar het kan ook zo zijn dat de studiekiezer ontdekt dat de verworven kennis over de mogelijke keuzeopties minder realistisch is dan gedacht. In dat geval kan er een proces van bewustwording op gang komen waarbij naar fase 3 teruggekeerd wordt.

Aan het eind van de test laat de StudieKeuzeMonitor in een uitgebreide rapportage de kwaliteit van handelen per fase van het studiekeuzeproces zien en geeft aan welke vervolgstappen je nog kunt nemen. De SKM kan reflectie stimuleren over de wijze waarop het keuzeproces doorlopen werd. Daarnaast zijn in een uitgebreide bijlage de succesfactoren en de valkuilen bij het studiekeuzeproces opgenomen. De SKM beoogt leerlingen bewust te maken van hun eigen studiekeuzeproces en kan bijdragen aan het maken van een meer doordachte studiekeuze.

Studie Rendement Monitor (SRM) bovenbouw havo, vwo

De vragenlijst Studie Rendement Monitor (SRM) is een vragenlijst die peilt naar de mate van het actief studeergedrag en naar de mate van effectiviteit van de studiemethode. Een grote inzet voor de studie en een effectieve studiemethode en planning zijn bepalend voor het studierendement. En deze factoren hebben een belangrijke invloed op het studiesucces in het hoger onderwijs.

Onderzoek toont aan dat leerlingen met een grote inzet en een goede studiemethode, ongeacht hun begaafdheid, meer kans op studiesucces hebben.

De SRM is een zelfevaluatie-instrument waarbij leerlingen hun eigen studiehouding beoordelen. De afnameduur bedraagt minder dan 10 minuten.

De test omvat 44 items, verdeeld over 2 dimensies:
- Actief studeergedrag (22 items)
- Studiemethode (22 items)

De normen zijn gebaseerd op 2.789 leerlingen (1376 jongens, 1413 meisjes). Aan de testscores zijn individuele schriftelijke rapportages verbonden. Daarnaast krijgt de leerling een rapportage per dimensie op item-niveau die een basis vormt tot zelfreflectie en eventueel actie (de zogenaamde verbeterpunten).

Studie Keuze Matrix (SRM) bovenbouw havo, vwo

De StudieKeuzeMatrix is een tool die je bij twijfel kan helpen bij de keuze tussen meerdere opleidingen. Het doet je nadenken over kenmerken van studierichtingen die je overweegt en kenmerken van jezelf. Uit de systematische vergelijking komt jouw voorkeurrichting.

Je geeft eerst een gewicht van 1 tot 10 aan alle 30 kenmerken zonder daarbij aan een specifieke opleiding te denken. Sommige kenmerken zal je belangrijker vinden dan andere. 10 betekent dat dit kenmerk zeer belangrijk is voor jouw studiekeuze en 1 betekent dat dit kenmerk weinig tot geen betekenis heeft voor jouw studiekeuze.

Vervolgens ga voor elk van de ingevulde opleidingen na in welke mate de kenmerken (uit de linkerkolom) van toepassing zijn dan wel gerealiseerd worden door de desbetreffende opleiding.
Hoe hoger de score hoe meer de opleiding beantwoordt aan dat criterium. Doe dit voor elk criterium en voor alle opleidingen.

De opleiding met de hoogste totaalscore is de opleiding die volgens jou het best overeenkomt met wat jij belangrijk vindt. Het resultaat kan aanleiding geven tot een nieuwe situatie. Je kan bijvoorbeeld tot het besef komen dat je kennis over een bepaalde opleiding nog niet diepgaand genoeg is en dat je daar eerst iets aan moet doen. De opleiding met het hoogste resultaat is niet noodzakelijk de beste keuze. De betrouwbaarheid van je eindresultaat hangt o.m. af van de nauwkeurigheid van je beoordeling op basis van exacte informatie. Jouw voorkeursrichting is weliswaar systematisch bepaald doch is in hoge mate een subjectieve inschatting. Voor een kritische evaluatie van het studiekeuzeproces wordt verwezen naar de Studie Keuze Monitor.

DISC Type Indicator

Het DISC model beschrijft 4 hoofdstijlen die we allemaal in ons gedrag laten zien. Niemand is dus alleen maar dominant of alleen maar stabiel. De DISC stijlen geven inzicht in:
Dominant: Hoe we omgaan met problemen en uitdagingen.
Interactief: Hoe anderen verbaal en non-verbaal willen beïnvloeden.
Stabiel: Hoe we omgaan met veranderingen en het tempo hiervan.
Consciëntieus: Hoe we omgaan met regels, afspraken en beperkingen.

Ieder mens heeft op alle vier de stijlen een score die varieert van zeer hoog tot extreem laag en met alle mogelijkheden daartussen. Alle varianten van scores geven informatie over het gedragspatroon van iemand. Geen enkele score is beter dan een ander. Je komt nooit uit op één scherp omlijnde gedragsstijl, iedereen heeft zijn eigen, unieke combinatie van sterke kanten en mogelijke valkuilen.

OCEAN Personality Index (SF)

Adolescenten vanaf 16 jaar en volwassenen
60 items
Normgroepen: algemene populatie mannen, vrouwen

Persoonlijkheidskenmerken zijn stabiele eigenschappen die in meer of mindere mate bepalen hoe mensen zich gedragen en hoe ze reageren op hun omgeving. De Big Five theorie is algemeen geaccepteerd als het belangrijkste persoonlijkheidsmodel in zijn soort. De 'Big Five' is een theoretisch neutraal model, gebaseerd op het voorkomen van persoonsbeschrijvende termen in de natuurlijke taal. In dit model worden individuele verschillen gegroepeerd in vijf onafhankelijke factoren. In verschillende landen en culturen bestaan globaal de volgende vijf dimensies van persoonlijkheidskenmerken:

• Extraversie is een persoonlijkheidskenmerk dat zich kenmerkt door gerichtheid op de omgeving. De extraverte persoon houdt zijn zintuigen gespitst om zoveel mogelijk input uit zijn omgeving te verzamelen om denkbeelden te vormen. Het tegengestelde van extraversie is introversie.
• Aanpassen kenmerkt zich door een oriëntatie op andere mensen die mededogen centraal stelt.
• Consciëntieusheid als persoonlijkheidskenmerk betekent dat iemand zorgvuldig, ijverig en georganiseerd is.
• Emotionele instabiliteit kenmerkt zich door irreële gedachten, het ervaren van negatieve emoties (negatieve affectiviteit) en gevoelens die wijzen op een onvermogen tot aanpassing en aanwezigheid van psychologische stress.
• Openstaan voor nieuwe ervaringen spreekt voor zich. Dit persoonlijkheidskenmerk wordt ook wel 'Openheid' genoemd.

Bovenstaande dimensies worden ook wel de 'Big Five' genoemd en zijn de meest basale persoonlijkheidskenmerken. Zij zijn voor een belangrijk deel genetisch verankerd. Op al deze dimensies kan een persoon in hogere of lagere mate scoren.

Er zijn ook persoonlijkheidskenmerken die een combinatie vormen van meerdere dimensies. Prikkelbaarheid is bijvoorbeeld een combinatie van de dimensies 'Aanpassen' en 'Emotionele instabiliteit'. 'Type D' is een combinatie van negatieve affectiviteit (een kenmerk van emotionele instabiliteit) en emotionele repressie. Emotionele repressie is het ervaren van negatieve emoties zonder er uitdrukking aan te geven of er betekenis aan te kunnen verlenen.

De OCEAN is een goed onderbouwde, brede en complete Big Five-vragenlijst. Het Big Five-model voor de beschrijving van de persoonlijkheid is een van meest onderzochte modellen ter wereld. Deze test meet de vijf belangrijkste dimensies van persoonlijkheid bij volwassenen en adolescenten vanaf 16 jaar:

- Openstaan voor ervaringen (O)
- Consciëntieusheid (C)
- Extraversie (E)
- Aanpassen (A)
- Emotionele (in)stabiliteit (N/ES)

De Ocean SF meet tevens 13 facetten van persoonlijkheid:
N1 Negatief affect
N2 Zelfverwijt
E1 Vriendelijkheid
E2 Sociabiliteit
E3 Energie
O1 Esthetiek
O2 Intellectueel
O3 Liberalisme
A1 Non-antagonistisch
A2 Pro-sociale houding
C1 Prestatiedrang
C2 Ordelijkheid
C3 Betrouwbaarheid

De Big Five factoren zijn in detail weergegeven in een ordening die enigszins verwant is aan het periodiek systeem. In deze ordening heeft elke factor steeds twee kolommen (verticaal), één voor de plus-pool (I+, II+, enz.) en één voor de minpool (I-, II-, enz.). Het totaal aan woorden dat in een enkele kolom voorkomt, representeert tezamen de betekenis van de betreffende factor-pool. Dus de adjectieven 'spontaan', 'mededeelzaam', 'opgewekt' en 'gezellig' tot en met 'onstuimig', 'welbespraakt' en 'praatziek' drukken allemaal Extraversie uit, en de eigenschappen 'gesloten' en 'introvert' tot en met 'timide', 'saai' en 'tam' drukken allemaal Introversie uit. Rijgewijs (horizontaal) keren de tien factor-polen terug en functioneren ze als facetten van de factoren. De OCEAN SF meet 10 gedragsstijlen: karakterfactoren, temperamentfactoren, interpersoonlijke processen, taakverrichting, attitude, leerstijl, interessestijl, open versus defensieve stijl, agitatie en impulsiviteit.

De normgegevens zijn gebaseerd op de Nederlandse bevolking (N=2.058). Er zijn aparte normen beschikbaar voor mannen en vrouwen.

Jung Type Indicator

Vanaf 17 jaar
80 items
Model Jung
Algemene normtabel m/v

De Jung Type Dynamics Indicator is een instrument voor zelf rapportering. JDTI is een praktische vragenlijst die op 4 schalen informatie geeft over voorkeursgedrag. De vragenlijst is gebaseerd op de theorie van Carl G. Jung over psychologische types. Het beschrijft je voorkeuren op vier dichotome dimensies, met elk tegengestelde polen:
1. je voornaamste energiebron (de buitenwereld <-> de binnenwereld)
2. je voorkeur voor waarnemen (via de zintuigen <-> via de intuïtie)
3. je voorkeur bij het nemen van beslissingen (rationeel <-> gevoelsmatig)
4. je manier van leven (gestructureerd <-> spontaan)

Door de voorkeuren in beeld te brengen onderscheid je in totaal zestien verschillende voorkeurstypes, waardoor je gedragspatronen beter kunt voorspellen. Het is een indicator, geen test en daardoor niet bedreigend. De JDTI wordt NOOIT als selectie-instrument gebruikt.
Op deze manier breng je diversiteit tussen mensen in beeld en kun je er door er kennis van te nemen op een positieve manier gebruik van maken, bijvoorbeeld in teamverband of voor je eigen persoonlijke ontwikkeling (individuatieproces).

Workplace OCEAN PCI

De Workplace OCEAN PCI vragenlijst is gebaseerd op de zogenaamde Big Five theorie en is bedoeld om adaptieve persoonlijkheidskenmerken te meten.
De OCEAN PCI is een persoonlijkheidsvragenlijst van 120 vragen en is binnen 40 minuten te maken. De vragenlijst is geschikt voor alle ontwikkelingsniveaus vanaf 17 jaar. De respondent geeft in een lijst met 120 uitspraken aan in hoeverre de uitspraken hun mening weergeven op een 5-puntsschaal van "helemaal eens" tot "helemaal oneens". Ruwe scores worden omgezet in stanines. Interpretatie gebeurt op individueel niveau.

Op basis van de persoonlijkheidsanalyse (5 factoren en 30 facetten) vindt er een competentie-analyse plaats. De Competentie-rapportage geeft inzicht in de ontwikkelbaarheid van 52 competenties die een doorvertaling zijn van de 30 OCEAN-facetten. Per competentie is een ideaalprofiel op basis van wetenschappelijke expertise opgesteld waarmee de scores op de Persoonlijkheidsanalyse wordt vergeleken. Er wordt per competentie aangegeven of de betreffende competentie makkelijk, redelijk of moeilijk ontwikkelbaar is. Dit betekent dus niet of een competentie daadwerkelijk wel of niet ontwikkeld is maar geeft alleen aan of de betreffende competentie wel of niet in lijn ligt met de persoonlijkheid van de kandidaat. Het kan dus zijn dat er voor een bepaalde competentie wordt aangegeven dat deze moeilijk te ontwikkelen is maar door interventies of opgedane ervaring kan de betreffende competentie toch goed ontwikkeld zijn. Visa versa kan ook het geval zijn, makkelijk ontwikkelbaar maar matig ontwikkeld. In dat laatste geval geeft het aan dat het vaak zin heeft om te investeren in ontwikkeling van de betreffende competentie.

De resultaten van de test kunnen ook een rol spelen bij afwegingen inzake beroepskeuzes en de inzetbaarheid voor bepaalde functies of werkzaamheden. Daarnaast kan de OCEAN PCI een signalerende functie hebben.

De normgroep algemene bevolking is de aangewezen normgroep voor alle doeleinden waarbij er voor de respondent geen consequenties aan de uitslag zijn verbonden en deze er ook geen enkel belang bij heeft.

De normgroep 'Begeleiding' is de juiste normgroep als de respondent aanneemt dat de test informatie zal opleveren die mede bepalend is voor de aard en richting van de individuele begeleiding die is voorzien. De normgroep 'Begeleiding' in de WP Ocean PCI bestaat uit cliënten voor keuzebegeleiding, loopbaanbegeleiding en functioneringsbegeleiding. Deze groep is qua motieven dermate gemengd dat die bij onzekerheid hierover wellicht het juiste midden biedt. In de begeleidingsgroep is geen onderscheid gemaakt naar opleiding of naar leeftijd. De data waren daarvoor onvoldoende gespreid. De begeleidingsgroep bestond uit 985 personen. Van deze groep had 56 % een opleiding HBO of hoger. De oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden is te verwachten bij een onderzoek op vrijwillige basis. Voor begeleiding en advisering stemt een dergelijke bias overeen met de doelgroep in de praktijk.